2013 wordt voor het culturele veld een bijzonder en spannend jaar. Wie gehoopt mocht hebben dat met het aantreden van een nieuw kabinet de bezuinigingen van het vorige kabinet opnieuw ter discussie zouden worden gesteld is van een koude kermis thuis gekomen. Die bezuinigingen van het rijk gaan door, ze worden versterkt door bezuinigingen op gemeentelijk en provinciaal niveau en dit jaar zullen de eerste effecten daarvan in de volle breedte zichtbaar worden. Hier in Brabant: Productiehuis Brabant weg, Dansstation Zuid weg, Krabbedans weg, Zuidelijk Toneel afgeslankt, MOTI ernstig bedreigt, Chassé afgeslankt. Het is maar en greep. En ook wij, ik zeg het toch maar even, zijn dit jaar begonnen met een afgeslankte formatie, hebben afscheid genomen van zeven medewerkers. En dat is, ook dat zeg ik toch maar even, wrang en ingewikkeld, omdat tegelijkertijd aan ons door én het veld én de overheid vragen worden gesteld, die meer en gedifferentieerdere inzet vragen.
Wanneer we de afgelopen twee jaar over cultuurbeleid spraken ging het vooral over geld. Maar cultuurbeleid hoort niet alleen over geld te gaan. Het is een van de problemen in de discussie zoals die de afgelopen jaren is gevoerd over cultuurbeleid: ze ging niet over beleidsinhoud, maar over beleidsinstrumentarium. Het markeert een crisis in de maatschappelijke legitimering van kunst en cultuur. Die crisis heeft vele en gecompliceerde oorzaken. Ik noem er hier drie: de teloorgang van de culturele canon, de oriëntatie van het kunstenveld op een selecte groep deskundigen in plaats van op het brede publiek, maar ook en misschien vooral de dominantie van een economisch discours dat veronderstelt dat waarde hetzelfde is als rendement. Het is een verarmd en verarmend discours dat de wetenschappelijke inzichten negeert, maar zich beleidsmatig goed leent voor een gemakzuchtige legitimering van aanslagen op de domeinen van natuur, onderwijs en wetenschap en kunst en cultuur. Het wordt gevoed door de gedachte dat kunstsubsidie het doel heeft de culturele sector van middelen te voorzien. Dat is, zoals Maxim Februari op ons najaarscongres liet zien, een misvatting: subsidie wordt verstrekt in het belang van de gemeenschap.
Daarover moet het gesprek dat we voeren, met elkaar, met ons publiek, met de overheid dan ook gaan: over het belang van de gemeenschap. Als we in dat gesprek een nieuwe gemeenschappelijke basis weten te vinden, wordt het gesprek over het instrumentarium een stuk makkelijker. Wij willen dat interessante, inspirerende en uitdagende gesprek voeren en wij nodigen u uit mee te doen. Om te beginnen vanavond. Dat is de beste garantie om van 2013 een goed jaar te maken, een jaar van vernieuwing en revitalisering, van het culturele veld en van de samenleving.
Nieuwjaarstoespraak bkkc, Tilburg 16 januari 2013
Meer over cultuur en cultuurbeleid? Kijk op mijn persoonlijke website!