Heeft u het regeerakkoord gelezen? Ik kan het u aanraden. Het is een leerzame, maar ook ontluisterende ervaring. Het aardigste wat ik er over kan zeggen: het is een onsamenhangend verhaal.
Laten we even stilstaan bij wat op de middellange termijn het grootste probleem voor ons land is. Onze arbeidsmarkt. Tot 2050 neemt als gevolg van de vergrijzing het aantal mensen dat in ons land beschikbaar is voor de arbeidsmarkt met 1.000.000 af. Voor sommige sectoren zijn de problemen al heel dichtbij. Willen we in de zorg voldoende handen aan het bed, voor de klas voldoende docenten houden, dan zal de komende jaren één van iedere drie toetreders tot de arbeidsmarkt moet kiezen voor de zorg, één van iedere vijf voor het onderwijs. We kunnen er kort over zijn: dat gaat niet gebeuren.
Lans Bovenberg, vooraanstaand CDA-econoom, legde het in de Volkskrant van 8 november nog eens helder uit: ‘Arbeid wordt schaars door de vergrijzing. Daardoor dreigt die duur te worden, en dat is vooral heel vervelend voor mensen met een kleine beurs. Want arbeidsintensieve diensten, vooral de zorg en het onderwijs, worden steeds duurder. Dat is dus een sociaal probleem: het leidt tot een tweedeling. Bovendien is het slecht voor onze concurrentiepositie. Het leidt tot een verarming van Nederland.’
In het regeerakkoord lezen we over dit probleem niets. De inleiding biedt nog hoop: ‘De vergrijzing noopt tot een nieuwe kijk op de arbeidsmarkt.’ Maar wie op zoek gaat naar die ‘nieuwe kijk’ vangt bot. Die is er niet. Ja, de AOW-leeftijd gaat in 2020 omhoog, van 65 naar 66 jaar. Dat zet geen zoden aan de dijk: het is te laat, het is te weinig en het helpt niet als niet tegelijkertijd de arbeidsmarkt zo wordt hervormd dat die weer ruimte biedt voor 50-plussers die nu in groten getale aan de kant gezet worden.
Het is erger: onze nieuwe regering lijkt niet te begrijpen wat er op de arbeidsmarkt aan de hand is. Het streven om een groot deel van de bezuinigingen op de kosten van de overheid te realiseren door iedereen die in de publieke sector werkt op de 0-lijn te zetten is in een snel verkrappende arbeidmarkt met de opwaartse druk die dat op de loonkosten met zich mee zal brengen gedoemd te mislukken. Het biedt hooguit tijdelijk enige lucht. Een overheid die kwaliteit wil leveren, kan zich geen loonniveau permitteren dat duurzaam aanzienlijk lager ligt dan in andere sectoren van de economie.
De grote hervormingen van het nieuw aangetreden kabinet schijnen we te moeten zoeken op het gebied van immigratie en integratie en in de aanpak van de publieke omroep, de culturele sector, de bescherming van natuur en milieu en ontwikkelingssamenwerking. Het zijn dossiers die serieuze aandacht verdienen. Maar de maatregelen die ten aanzien van immigratie en integratie worden aangekondigd hebben een hoog symbool-gehalte, getuigen van een dorpse visie op de mondiale ontwikkelingen en verhouden zich slecht tot de naar buiten gerichte mentaliteit waar de ontwikkeling van onze eigen arbeidsmarkt en het streven een kenniseconomie te zijn om vragen. En bij wat wordt aangekondigd ten aanzien van cultuur en natuur lijkt het woord ‘hervorming’ vooralsnog vooral een dekmantel voor platte, ondoordachte bezuinigingen.
De passage in het regeerakkoord over natuur begint nog positief: ‘Een goed natuurbeheer en het op peil houden van de biodiversiteit zijn belangrijk, ook voor recreatief gebruik.’ Meteen daarna gaat het mis: er wordt een herijking van de Ecologische Hoofdstructuur aangekondigd, waarbij in ieder geval de robuuste verbindingen worden geschrapt en de grondaankopen worden geminimaliseerd. Nog los van de immense kapitaalvernietiging die hier wordt aangekondigd, hoe verhoudt een dergelijk beleid zich tot het leefbaar houden van ons land en tot het voortdurende verminderende beslag dat de agrarische sector op onze groene ruimte legt?
Over het belang van kunst en cultuur in onze samenleving kan voor wie de afgelopen jaren zijn literatuur heeft bijgehouden geen verschil van mening bestaan. De creatieve sector is een belangrijke factor in de economie. De sector is groot en groeiend. Nog belangrijker: de aanwezigheid van een bloeiende culturele sector blijkt een belangrijke voorwaarde voor innovatie ook in andere sectoren. Ten slotte: steden met een groot en gevarieerd aanbod aan kunst en cultuur zijn populaire woonsteden, die het economisch goed doen en waar de leefbaarheid zich positief ontwikkelt. Kan het dan niet even een tandje minder? Natuurlijk wel. Maar de culturele sector vormt een netwerk. Kunstenaars hebben podia nodig, podia kunstenaars. Podia concurreren, maar zijn ook van elkaar afhankelijk. Ingrepen in de sector die voorbijgaan aan dit netwerk-karakter bergen het gevaar van onbedoelde domino-effecten in zich.
Er zijn voor de culturele sector zeker mogelijkheden om meer eigen inkomsten te genereren en om een groter beroep op de private sector te doen. Dat vraagt van de sector een cultuuromslag, maar het vraagt van de politiek daaraan voorafgaand een pakket van samenhangende beleidsmaatregelen die de sector in staat stellen die mogelijkheden te realiseren. Het regeerakkoord biedt daarop geen enkel uitzicht. Integendeel: de algemene lastenverzwaringen, de specifieke verhoging van de btw op toegangskaartjes en de afschaffing van het aantrekkelijke fiscale regime voor groene en culturele fondsen zullen de mogelijkheden voor de culturele sector om private gelden te verwerven alleen maar verminderen. Bovendien: anders dan onze politici graag zien vormen overheid en private sector in de wereld van kunst en cultuur geen communicerende vaten. Bezuinigingen door de overheid tasten, zeker in eerste instantie, ook het draagvlak in de private sector aan. En voor zover de private sector additionele middelen beschikbaar zal stellen, zullen die, gestuurd vanuit in overwegende mate marketing-overwegingen, anders worden ingezet dan de middelen die vanouds van overheidswege worden verstrekt.
Het meest zorgelijk vind ik dat in de discussie die nu wordt gevoerd, argumenten niet meer ter zake lijken te doen. Bewindslieden en fractiewoordvoerders praten over ‘linkse hobby’s’, in one-liners die gevoed worden door louter onderbuikgevoelens. Ze wekken de indruk dat er vooral afgerekend moet worden.
‘Wacht op onze daden,’ zei premier Rutte bij de regeringsverklaring. Graag, ben ik geneigd te zeggen. Maar misschien is het verstandig eerst nog eens na te denken. Dat misstaat zeker deze zelfbenoemde opvolger van Thorbecke niet.
Bijdrage voor GRNVLD 2010/04, gepubliceerd december 2010
Meer over cultuur en cultuurbeleid? Kijk op mijn persoonlijke website!