Cultuurbeleid maakt geen cultuur, het maakt cultuur mogelijk, ook in de provincie



Peter Lammerts, die als bedrijfskundige 19 jaar bij het ministerie van OC&W werkte, heeft blijkens zijn opiniebijdrage in de Volkskrant van 17 december dé oplossing gevonden om het hoofd te bieden aan de dreigende culturele kaalslag, erfenis van de vermaledijde Halbe Zijlstra. Lammerts bepleit een efficiencyslag. Creëer één instelling, verantwoordelijk voor de verdeling van alle rijkssubsidies – en bespaar zo miljoenen aan overhead. Ontneem de provincies hun culturele taak – want zij hebben geen toegevoegde waarde bij de totstandkoming van culturele activiteiten – en beleg die bij steden met meer dan 150.000 inwoners – want zij zijn primair verantwoordelijk voor de instandhouding van een vitale culturele infrastructuur.
Het is een voorbeeld van het ‘blauwdruk-denken’ dat ons land al op tal van gebieden schade heeft berokkend.
Cultuurbeleid gaat niet alleen over geld. Het gaat ook over meer dan ‘het tot stand komen van activiteiten’. Cultuurbeleid maakt geen cultuur, het maakt cultuur mogelijk. Geld is daarbij niet meer dan een instrument. Het is een van de problemen in de discussie zoals die de afgelopen jaren is gevoerd over cultuurbeleid: ze ging niet over cultuur, maar over geld. Het markeert een crisis in de maatschappelijke legitimering van kunst en cultuur. Die crisis heeft vele en gecompliceerde oorzaken. Ik noem er hier drie: de teloorgang van de culturele canon, de oriëntatie van het kunstenveld op een selecte groep deskundigen in plaats van op het brede publiek, maar ook en misschien vooral de dominantie van een economisch discours dat veronderstelt dat waarde hetzelfde is als rendement. Het is een verarmd en verarmend discours dat de wetenschappelijke inzichten van een Nobelprijswinnaar als Amartya Sen negeert, maar zich beleidsmatig goed leent voor een gemakzuchtige legitimering van aanslagen op de domeinen van natuur, onderwijs en wetenschap en kunst en cultuur. Het wordt gevoed door de gedachte dat kunstsubsidie het doel heeft de culturele sector van middelen te voorzien. Dat is een misvatting: subsidie wordt verstrekt in het belang van de gemeenschap.
Uiteraard moet dat subsidiegeld efficiënt worden besteed. Ongetwijfeld valt daar winst te halen, maar of je die realiseert door kleinere fondsen samen te voegen tot één groot Rijksfonds is zeer de vraag. Overhead wordt door fusies zelden kleiner. Je zou denken dat de overheid wat dat betreft inmiddels voldoende leergeld heeft betaald. Bovendien: culturele ontwikkeling is gebaat bij diversiteit en veelvormigheid. Het bonte landschap van fondsen heeft juist daarin een functie. Verschillende fondsen leggen verschillende accenten, ze kiezen hun eigen speerpunten. Cultuur is niet gebaat bij een Rijksfonds dat aan makers via een buitengewoon efficiënte want geüniformeerde systematiek een nationale eenheidsworst voorhoudt.
En dan die provincies die hoegenaamd geen toegevoegde waarde hebben in het tot stand brengen van culturele activiteiten. Daar wordt niet overal in het land hetzelfde over gedacht. Cultuur is, zo wijzen onderzoeken van het Centraal Planbureau en de Atlas voor Gemeenten uit, van grote betekenis voor de kwaliteit van het regionale woon- en werkklimaat en daarmee voor de economische vitaliteit van regio’s. Alleen dat al is voor provincies een dwingende reden zich ook met cultuurbeleid in te laten, zeker wanneer het Rijk het laat afweten. En dat is, buiten de Randstad, op een zorgelijke manier het geval. Noorderlicht, fotografiefestival in Groningen, is door de Raad voor Cultuur afgerekend op het ontbreken van ‘verbanden met landelijke fotografie-instellingen’, – bedoeld worden instellingen in de Randstad. Dat is wellicht een terecht verwijt. Maar omgekeerd wordt het niet gemaakt: het Nederlands Fotomuseum hoort niets over het feit dat het zich niet verhoudt tot een internationaal toonaangevend fotografiefestival in Groningen. Dat is, vind ik, een problematische constatering. De provincie Noord-Brabant is goed voor 17% van het Nederlandse Bruto Nationaal Product en is daarmee voor de Nederlandse economie belangrijker dan de haven van Rotterdam of de luchthaven Schiphol. Dat belang vertaalt zich niet in rijksbijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur. Dat was al zo voor de bezuinigingen: van de rijksmiddelen voor cultuur kwam krap 3% in Noord-Brabant terecht. Na de bezuinigingsoperatie van Zijlstra is dat nog geen 2%. Niet voor niets kijkt men in Noord-Brabant, als het tot de provinciale schaalvergroting moet komen waar het huidige kabinet zich in het regeerakkoord zo’n voorstander van toont, allereerst in zuidelijke richting, naar Belgisch Brabant. Natuurlijk moeten provincies hun beleid afstemmen met hun gemeenten. In Brabant gebeurt dat in de B5, die, onder meer, de motor is achter de kandidatuur van Eindhoven als culturele hoofdstad van Europa in 2018. Maar de verantwoordelijkheid van de provincie reikt verder dan die voor gemeenten met meer dan 150.000 inwoners. Ook kleinere steden hebben recht op cultuur: ook de inwoners van ’s-Hertogenbosch (140.000 inwoners), Bergen op Zoom (66.000 inwoners) en Aalburg (12.600 inwoners) hebben culturele behoeften. En ik vermoed dat het in Leeuwarden (94.000 inwoners), Assen (66.000 inwoners), Maastricht (120.000 inwoners), Deventer (99.000 inwoners), Winterswijk (29.000 inwoners) en Middelburg (48.000 inwoners) niet anders is. Concentratie van middelen voor cultuur bij het Rijk en bij de steden met meer dan 150.000 inwoners levert buiten de Randstad culturele kaalslag van ongekende omvang op.
Een samenleving is meer dan een economisch verband, ze is een gemeenschap waarin mensen betrokken zijn bij elkaar en bij de plek waar ze wonen en werken. Kunst en cultuur zijn vanouds en bij uitstek instrumenten die dat gevoel van betrokkenheid kunnen creëren. Ze geven vorm aan de normen en waarden die ons verbinden. Ze tonen en geven ruimte aan diversiteit in die samenleving en schragen daarmee onze democratie. Ze voeden onze verbeeldingskracht, ze laten ons de werkelijkheid niet als gesloten maar als open ervaren. Zolang er in Den Haag blauwdruk-denkers als Peter Lammerts rondlopen spelen provincies een belangrijke rol bij het beschermen van de regionale culturele infrastructuur en daarmee van onze culturele diversiteit.

Reactie op ‘Haal die verspilde cultuurmiljoenen weg bij de provincies’, het stuk van Peter Lammerts dat op 17 december in de Volkskrant verscheen.
Meer over cultuur en cultuurbeleid? Kijk op mijn persoonlijke website!