Leeg land

NRC Handelsblad van 30 mei had voor mij een verrassing. Correspondent Bram Vermeulen onderzocht er de stelling van Martin Bosma in zijn boek Minderheid in eigen land als zouden de nazaten van Jan van Riebeeck toen zij in de negentiende eeuw naar het Hoge Veld in het noorden en oosten van het tegenwoordige Zuid-Afrika trokken daar een onbewoond land hebben aangetroffen. Bram Vermeulen vermeldt dat Martin Bosma zijn stelling baseert op mijn dissertatie uit 1992, De Geuzen van de Negentiende Eeuw. Abraham Kuyper en Zuid-Afrika.
Ik heb Martin Bosma’s boek niet gelezen, ben dat eerlijk gezegd ook niet van plan, maar ik kan mij moeilijk voorstellen dat hij in mijn dissertatie een onderbouwing heeft kunnen vinden voor zijn ‘leeg-landtheorie’.
Mijn dissertatie gaat niet over de Zuid-Afrikaanse geschiedenis, maar over de wijze waarop in Nederland in het laatste kwart van de negentiende eeuw werd gereageerd op het conflict in Zuid-Afrika tussen Boeren en Britten.
Mijn dissertatie bevat wel een kort (tweede) hoofdstuk waarin, bij wijze van achtergrond, dat conflict in grote lijnen wordt geschetst. Dit hoofdstuk is niet gebaseerd op eigen onderzoek, maar op secundaire literatuur zoals die toentertijd de stand van onderzoek weergaf: C.F.J. Muller (red.), 500 jaar Suid-Afrikaanse Geskiedenis, Pretoria 19803, M. Wilson en L. Thompson, The Oxford History of South Africa, 2 delen, Londen 1969-1971 en T.R.H. Davenport, South Africa. A modern History, Londen 19873. Op blz. 28-30 vertel ik op basis van die literatuur wat de ‘Voortrekkers’ aantroffen toen ze in de jaren 1830 en 1840 het Hoge Veld bereikten: de koninkrijken van de Ndebele en de Zulu. Geen ‘leeg land’ dus.