Cultuur: een Brabantse kernwaarde

Donderdag 7 mei werd in het Provinciehuis in Den Bosch het nieuwe bestuursakkoord gepresenteerd. ‘Samen, slagvaardig en slim: Ons Brabant.’ Resultaat van onderhandelingen tussen VVD, Forum voor Democratie, CDA en Lokaal Brabant. Cultuur werd in het bestuursakkoord onderdeel van een portefeuille ‘Vrije tijd’. Wil van Pinxteren is als gedeputeerde verantwoordelijk voor die portefeuille. Hij heeft in het bestuursakkoord de opdracht gekregen de provinciale cultuurportefeuille af te bouwen naar ‘het nieuwe normaal’.

IOok na het debat in Provinciale Staten roept het bestuursakkoord nog veel vragen op:

* Welke rol ziet het nieuwe college voor kunst en cultuur in het integrale provinciale beleid?

* Is het nieuwe college voornemens de huidige rolverdeling in het cultuurbeleid tussen Rijk, provincie en gemeenten, waarbij de beschikbaarheid van landelijke middelen afhankelijk is van gemeentelijke en provinciale investeringen, ter discussie te stellen?

* Hoe definieert het nieuwe college ‘het nieuwe normaal’?

Het zijn vragen waarover we als Kunstloc Brabant graag in gesprek gaan met de nieuwe gedeputeerde.

Cultuur en vrije tijd

Cultuur wordt in het nieuwe bestuursakkoord beschouwd als onderdeel van de vrijetijdseconomie. Vrijetijdswetenschapper Nienke van Boom constateerde in het Brabants Dagblad: daar is in zekere zin iets voor te zeggen. Maar, voegde ze eraan toe, cultuur is zoveel meer dan onderdeel van de vrijetijdseconomie.[1] In zijn essay Waarde van cultuur benoemt Hans Mommaas die meervoudige betekenis: cultureel, sociaal en economisch.[2] Of, zoals Wim van de Donk aan de vooravond van 4 mei zei: ‘We moeten kunst en cultuur koesteren als bron van troost, vermaak, vernieuwing en verbeeldingskracht, die we zo nodig zullen hebben om te kunnen blijven vertrouwen op een mooie toekomst voor ons en onze provincie.’[3]

De positionering van cultuur als onderdeel van de vrijetijdseconomie roept dan ook vragen op over de integraliteit van het provinciaal beleid. Brabant positioneert zichzelf als regio van kennis en innovatie, met creativiteit als motor. En terecht. Maar het vraagt wel om beleid dat die creativiteit stimuleert en onderhoudt, beleid dat creatieve geesten van elders verleidt om zich in Brabant te vestigen, dat eigen talenten ruimte biedt om hier te blijven. Dat is geen vanzelfsprekendheid. Brabantse ondernemers en onderwijsinstellingen dringen niet voor niets aan op de ontwikkeling van de zogenoemde 21e-eeuwse vaardigheden waarin creativiteit en culturele vaardigheid een prominente rol spelen. Het vraagt om aandacht voor wat economen ‘brede welvaart’ noemen. In die ‘brede welvaart’ spelen kunst en cultuur een onmisbare rol.[4]

Cultuur als kerntaak

Voor het nieuwe provinciaal bestuur lijkt cultuur niet langer een kerntaak. Het bestuursakkoord geeft hoog op van de ‘veelbelovende en spraakmakende resultaten’ die het beleid van de achterliggende jaren heeft opgeleverd, om vervolgens te concluderen: ‘De tijd is gekomen om deze mooie resultaten te consolideren en borgen binnen onze maatschappij. Dit laatste in combinatie met een geleidelijke afbouw van de inzet van provinciale middelen. Vanaf 2023 zetten we structureel en incidenteel minder middelen in.’[5] Het provinciaal bestuur komt daarmee terug op de conclusies waarmee nu tien jaar geleden de kerntaken-discussie in het provinciehuis werd afgesloten. In de nota Profielversterkend ombuigen gaf de provincie zich toen als opdracht te investeren in de regionale culturele (basis)infrastructuur, een professioneel en bovenlokaal circuit aan steunfunctie-instellingen in te richten en innovatie op het gebied van kunst, cultuur en sport te stimuleren als onderdeel van integrale opgaven.[6] Aanleiding voor deze nota vormde het in juni 2008 gesloten bestuursakkoord tussen Rijk en provincies en het advies Ruimte, Regie en Rekenschap van de commissie-Lodders uit maart van dat jaar dat daaraan ten grondslag lag. Lodders noemde twee kerntaken voor de provincies: het ruimtelijk-economische domein én cultuur.[7]

Sindsdien wordt de cultuursector geschraagd door de samenwerking van drie bestuurslagen, waarin, in grote lijnen, gemeenten verantwoordelijk zijn voor de plekken waar cultuur getoond wordt (theaters, musea, centra voor de kunsten, bibliotheken), provincies voor de producenten van cultuur (gezelschappen, werkplaatsen, kunstenaarsinitiatieven) en het rijk voor de landelijke top. In het huidige stelsel is dus een taak weggelegd voor elke overheidslaag. Als je die afspraken wil veranderen, zul je daarover in gesprek moeten met je bestuurlijke partners: met het Rijk en met de gemeenten.

Dus is de vraag: is het nieuwe provinciaal bestuur voornemens dat gesprek te gaan voeren, en zo ja met welke agenda? En realiseert het zich dat in het landelijk bestel de discussie zich beweegt in een richting tegengesteld aan die welke het nieuwe college lijkt te willen inslaan?

Want het gesprek over het cultuurstelsel wordt volop gevoerd. Maar het kabinet beweegt, onder invloed van een langdurige en intensieve lobby vanuit de regio, niet in de laatste plaats vanuit Brabant, in de richting van meer in plaats van minder regionale verantwoordelijkheid. Om zo de rijksmiddelen voor cultuur, die tot nu toe vooral ten goede kwamen aan de Randstad, beter te spreiden over heel Nederland. Naar verwachting resulteert dit vanaf 2021 in een groter aantal mede door het rijk gefinancierde Brabantse culturele instellingen. Elke financiering door het rijk vooronderstelt daarbij matching door de regionale partners. In Brabant zijn daarover door de BrabantStad-partners (de provincie en de vijf grote steden) afspraken gemaakt. Als het aan de Raad voor Cultuur ligt is de stap die het komend jaar wordt gezet slechts de eerste op een weg naar veel verdergaande regionalisering die vanaf 2025 zijn beslag moet krijgen. Deze ontwikkeling vereist actief provinciaal cultuurbeleid en serieuze investeringen.[8]

Voeren alle provincies zo’n actief cultuurbeleid? Neen, formeel is cultuur nooit als kerntaak aan alle provincies opgelegd. De situatie in de diverse provincies is daarvoor te verschillend. Zo voeren Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht vooralsnog geen of een heel beperkt cultuurbeleid. De belangrijkste reden daarvan is dat in drie provincies de vier grootste Nederlandse steden liggen. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht krijgen van het rijk via het gemeentefonds een forse bijdrage om het culturele voorzieningenniveau op peil te houden waardoor die steden in staat zijn met hun cultuurbeleid een rol te spelen die elders in het land door de provincies wordt gespeeld. In Brabant hebben we zo’n stad niet. Eindhoven dringt in Den Haag al lang aan op eenzelfde positie als de G4, op uitbreiding van de G4 tot een G5. Maar vooralsnog is er geen perspectief op uitbreiding van deze rijksregeling. Een eventuele terugtreding van de provincie zal de kans daarop zelfs doen afnemen omdat het Rijk niet het gat zal willen vullen dat de provincie laat vallen. Bovendien: de oriëntatie op regionale regie heeft ook in Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht beweging gebracht in het denken over cultuurbeleid. De provinciebestuurders daar realiseren zich dat ze door de beginnende regionalisering op achterstand dreigen te worden gezet en een actievere rol geboden is.

De cijfers

In het bestuursakkoord wordt een ‘afbouw van structurele middelen’ aangekondigd tot wat ‘het nieuwe normaal’ wordt genoemd. Het ‘nieuwe normaal’ wordt niet gedefinieerd, maar de financiële paragraaf van het akkoord geeft wel indicaties. ‘Op het begrotingsprogramma Vrije tijd en Erfgoed (voorheen Cultuur, Erfgoed, Samenleving en Sport) realiseren we een bezuiniging van minimaal € 7 miljoen die start vanaf de begroting 2023 e.v.’[9] En wat het aantredende college betreft zijn er vanaf 2024 ook geen incidentele middelen meer beschikbaar.[10]

Het is dan goed om even stil te staan bij wat er in de culturele portefeuille de achterliggende periode incidenteel en structureel wordt gefinancierd.[11]

Incidenteel zijn, onder meer, het impulsgeldenprogramma, de investeringen door Brabant C en het talentontwikkelingsprogramma TalentHub Brabant. Programma’s die een belangrijke rol spelen bij onder meer het verbinden van cultuur met andere domeinen (exemplarisch dus voor integraal provinciaal beleid), het internationaal zichtbaar maken van Brabant en het creëren van een ondernemend, vernieuwend en uitdagend cultureel klimaat in de provincie. Programma’s bovendien die landelijk voorbeeldstellend zijn. Incidenteel is ook de subsidie voor de philharmonie zuidnederland.

Structureel zijn, onder meer, de middelen voor de meerjarige regelingen voor amateurkunst en professionele kunst en voor de ondersteuningsstructuur. Ze zijn essentieel voor het verkrijgen van landelijk geld en voor de instandhouding van de kennisinfrastructuur die zowel beleidsmakers als cultureel veld bedient, en van de bovenlokale Brabantse netwerken voor cultuureducatie en cultuurparticipatie.

Dus is de vraag: vanuit welke inhoudelijke visie denkt het nieuwe college de beoogde afbouw te realiseren en, voor zover die afbouw ten koste gaat van de middelen voor cultuur, hoe denkt het nieuwe college te voorkomen dat die afbouw gepaard gaat met gelijktijdige vermindering van de voor Brabant beschikbare landelijke middelen?

Meer over cultuur en cultuurbeleid? Kijk op mijn persoonlijke website!


[1] Brabants Dagblad, 11 mei 2020.

[2] Hans Mommaas, Waarde van cultuur. Naar een nieuw cultureel zelfbewustzijn in Brabant, Tilburg 2012. Het essay van Hans Mommmaas ligt ten grondslag aan het onderzoek Waarde van Cultuur, een initiatief van het PON, Kunstloc Brabant, Telos, Pyrrhula Research Consultants en de Boekmanstichting in opdracht vande provincie Noord-Brabant en BrabantStad, waarvan een eerste editie in juni 2018 werd gepubliceerd. De tweede editie is in voorbereiding en verschijnt medio juni 2020.

[3] https://www.brabant.nl/actueel/nieuws/bestuur/2020/toespraak-commissaris-wim-van-de-donk.

[4] CBS, Monitor Brede Welvaart 2018, Den Haag 2018; John Dagevos e.a., Brabant in balans. Voortdurend zoeken naar evenwicht, Het PON, Tilburg 2020.

[5] Samen, Slagvaardig en Slim: Ons Brabant. Bestuursakkoord 2020-2023, Den Bosch mei 2020, blz. 43.

[6] Afronding takendiscussie. Profielversterkend ombuigen, Den Bosch april 2010, blz. 16.

[7] Gemengde Commissie Decentralisatievoorstellen Provincies, Ruimte, Regie en Rekenschap, Den Haag maart 2008, blz. 10.

[8] Cf. Raad voor Cultuur, Cultuur dichtbij, dicht bij cultuur. Advies cultuurbestel 2020-2024, april 2019.

[9] Samen, Slagvaardig en Slim, blz. 51.

[10] Samen, Slagvaardig en Slim, blz. 53.

[11] Lysias Advies, Evaluatie Uitvoeringsprogramma Cultuur 2016-2020 provincie Noord-Brabant. Evaluatierapport, Amersfoort november 2018.